Verplichting op vlak van taal-en inburgeringsbereidheid goed nageleefd bij huurders sociale woningen

Tot nog toe kregen in Vlaanderen slechts twee huurders van een sociale woning een administratieve boete opgelegd omdat ze de verplichtingen op het vlak van taalbereidheid niet naleefden die op 1 januari 2008 werden ingevoerd voor kandidaat-sociale huurders. Dat blijkt uit het antwoord van Vlaams minister van Wonen Freya Van Den Bossche op een schriftelijke vraag van Liesbeth Homans (N-VA).

Sinds begin 2008 gelden in Vlaanderen voor kandidaat-sociale huurders verplichtingen op vlak van taal- en inburgeringsbereidheid. Wat de taalbereidheid betreft moeten personen die geen Nederlandstalig onderwijs volgden hun kennis van het Nederlands aantonen in een gesprek met de sociale huisvestingsmaatschappij of het Huis van het Nederlands. Als deze het nodig achten, moeten de betrokkenen bereid zijn een taalcursus Nederlands van 600 uren te volgen. Ze hebben 2 jaar tijd om aan deze verplichting te voldoen. 

Tot nog toe werden in dit verband door de sociale huisvestingsmaatschappijen al 67 dossiers overgemaakt aan het agentschap Inspectie RWO. Het agentschap stelde vervolgens 35 personen in gebreke met de vraag om zich binnen een bepaalde termijn in regel te stellen. Tot het opleggen van een administratieve boete kwam het echter nog maar twee keer. Het ging telkens om huurders van de Gewestelijke Maatschappij voor Woningbouw in Zele. De boete kwam telkens overeen met 2 maal de huurprijs (respectievelijk 442 en 501 euro).